Fotoalbum
Verslag (Steven Van Camp)
“Waarom ben ik hier in godsnaam aan begonnen?” Die gedachte schiet door mijn hoofd wanneer ik aan een slakkengang de Tre Cime di Lavaredo omhoog fiets. Maar ik geef niet op: kop in kas, kromgebogen over mijn stuur en krampachtig proberen die verdomde pedalen in beweging te houden. Nog 3 kilometer…
Drie dagen eerder zijn we toegekomen in San Cassiano, een klein dorpje in de buurt van het bekende skioord Cortina d’Ampezzo. Onze uitvalsbasis is hotel Gran Paradiso, en die naam is niet gestolen: een gezellige sfeer, heerlijk eten en zelfs een heuse wellness. Voeg daar nog het prachtige uitzicht aan toe en dan is “paradijs” niet eens gelogen.
Donderdagochtend 13 september starten we aan onze eerste Dolomietenrit. Alain, Nicolas, Bruno, Wim, Erwin en ik dalen af naar La Villa en beginnen aan de 14 km lange klim naar passo Gardena. Het is ideaal fietsweer: zonnig maar niet te warm. De kilometers gaan goed vooruit en het adembenemende landschap zorgt ervoor dat de beklimmingen vlot verlopen. Voor we het goed en wel beseffen is de eerste col al achter de kiezen. Van daaruit gaat het over de passo Sella, de passo Pordoi en de Colle Santa Lucia naar Selva di Cadore, waar we even stoppen om de energieniveaus aan te vullen. De deugddoende pauze mag voor mijn part nog wat langer duren, ik weet immers dat er nog een monster ligt te wachten: de passo Giau.
Wanneer we er opnieuw aan beginnen is het meteen van dattum: we rijden de brug over en moeten al vol aan de bak. In geen tijd staan mijn benen op ontploffen door de soms erg steile stukken. Gelukkig zijn de 28 bochten genummerd, dat geeft toch iets om naar uit te kijken. Na een dik uur sta ik boven op 2236m te genieten van het 360° panorama. De Dolomieten zijn Unesco werelderfgoed en dat is zonder meer terecht!
De afdaling brengt ons in Pocol en van daar vatten we de laatste col aan: passo Falzarego. Die valt goed mee na de vorige klepper: 5 à 6% gemiddeld met soms zelfs een vlak stuk om op adem te komen. Helemaal mijn ding! Eenmaal boven is mijn enthousiasme snel getemperd: om naar ons hotel te gaan krijgen we nog een nijdige uitloper te verwerken: de passo Valparola. Een dikke kilometer aan ongeveer 10%, dat had ik nu niet echt nodig… Gelukkig is het bergaf tot aan ons hotel!
Een uitgebreid vijfgangenmenu, heerlijke nachtrust en stevig ontbijt later staan we opnieuw paraat voor rit 2. Deze keer starten we onmiddellijk met de passo Valparola, die hier 9 km lang is en tot 2182m hoog klimt. De eerste cartouchen worden al verschoten.
De afdaling van de Valparola en de Falzarego verlopen heel wat makkelijker, maar de euforie is van korte duur: de andere zijde van de passo Giau is nu aan de beurt. Welke maniak heeft die ritten ontworpen? (Ah ja, dat was ik zelf… Miljaar toch!)
Opnieuw 10 km klimmen, opnieuw tot 2236m en opnieuw onder de indruk van de verbluffende omgeving. Ik begin er zelfs van te genieten, begrijpe wie kan!
De laatste col is de passo Campolongo, een gezapige klim van gemiddeld 7%. Althans, dat dacht ik toch. Blijkt dat de kilometers tot aan de voet van de Campolongo ook al aardig op en af gaan, waardoor we bijna 25 km lang klimmen. Gelukkig zijn Alain, Nicolas, Bruno, Wim en Erwin vergevingsgezind!
De afdaling brengt ons tot in La Villa, van waar we nog een vijftal kilometer moeten klimmen naar ons hotel. De Felis brothers schieten uit de startblokken en maken er een onderlinge strijd van om als eerste boven te zijn. Ik ben uiteindelijk al tevreden als ik boven geraak en onder de douche kan.
De volgende ochtend staan we klaar voor de laatste rit, maar meteen ook de zwaarste: de mythische Tre Cime di Lavaredo waar Eddy Merckx in 1968 in heroïsche omstandigheden de basis legde voor zijn Girowinst. Alain en Nicolas rijden niet mee, zij maken een kort ritje en vertrekken daarna meteen huiswaarts, Wim beslist om in het hotel te blijven. Erwin, Bruno en ik beginnen aan de klim naar de passo Valparola, maar al snel blijkt dat we nog iemand gaan verliezen.
Erwin heeft last van zijn knieën en voelt zich niet 100%. Op de top maakt hij rechtsomkeer, terug naar het hotel. Bruno en ik beslissen om verder te rijden, we zien wel tot waar we geraken.
De afdaling brengt ons deze keer helemaal tot in Cortina d’Ampezzo, maar vanaf dan begint een ware calvarietocht. Zonder waarschuwing gaat het al meteen steil omhoog, stijgingspercentages van 12 tot 14% zijn geen uitzondering. Dit is de passo Tre Croci, die we over moeten om naar de Tre Cime te geraken. Gelukkig krijgen we na de top een korte afdaling en tijd om op adem te komen.
Na nog een klein stuk klimmen opent zich een vlakte van een ongelooflijke schoonheid: Misurina met het gelijknamige meer is wonderbaarlijk mooi. Ik rij door een postkaart en kom ogen te kort. Maar in de verte doemen de gevreesde Tre Cime di Lavaredo op. Moeten we daar naartoe? De gedachte alleen al!
No rest for the weary: Bruno en ik kachelen verder. Rechtsaf na het meer en al meteen wordt duidelijk dat het geen kattenpis zal zijn. We krijgen onmiddellijk een muur van 20% voorgeschoteld. Ik sta bijna te surplacen, roep ettelijke keren om mijn moeder (binnensmonds uiteraard, ik ga mij hier niet belachelijk maken) en vind op één of andere manier toch de kracht om te blijven rijden.
Tot mijn verbazing gaat het daarna opnieuw bergaf. Dit moet een vergissing zijn, we moeten toch omhoog naar de Tre Cime? Het wordt snel duidelijk: een beetje later rijden we de slagboom voorbij die het laatste deel van de klim inluidt. Vanaf hier begint de hel.
Een kleine 5 km klimmen, aan een stijgingspercentage van gemiddeld 12%, met uitschieters tot boven 20%, volgens Strava zelfs tot 30%. Pijn krijgt een heel nieuwe dimensie.
“Blijven trappen. Niet opgeven. Komaan, nog 3 km tot de top.” “Ik kan niet meer, waarom doe ik dit?, is dit echt nodig?, ge gaat hier gene prijs voor krijgen.” De twee stemmen in mijn hoofd leveren een heftige onderlinge strijd. Nog 2 km. Ik ga hier verdomme niet opgeven, niet nu ik er zo dichtbij ben. Nog 1 km. Ik sta bijna stil. Zou iemand in de voorbijrijdende auto’s mij geen duwtje kunnen geven? Niks van, ik ga dat hier zelf op rijden! Heilige Eddy, sta me bij!
Bruno staat boven aan de Rifugio Auronzo, de top van de Tre Cime, te genieten van het uitzicht. Zijn blik glijdt langs de weg naar beneden. Tiens, wie komt daar al zwoegend naar boven? Een blauw-oranje koerspak, zo rijden er niet veel rond. Zou het kunnen? Jaja, het is ‘m!
Ik ben er. IK BEN ER! De zwaarste klim die ik ooit deed, maar wat een beloning op de top. De Dolomieten in al hun glorie: ruige bergtoppen, steile rotswanden, adembenemende vergezichten. Daarvoor zijn we naar hier gekomen!
We keren via dezelfde weg terug naar het hotel, opnieuw via de passo Tre Croci en de passo Valparola, maar ik voel ze niet meer. Mijn benen doen pijn, maar in mijn hoofd heeft de twijfel plaatsgemaakt voor zelfvertrouwen: ik heb het toch maar mooi gedaan. Alle cartouchen verschoten, de laatste restjes buskruit opgestookt.
Het vat is af, de tank is leeg, maar de rugzak met fantastische ervaringen is opnieuw wat bijgevuld. Bedankt aan mijn metgezellen voor de compagnie in de auto, op de fiets en in het hotel, voor de soms hilarische momenten aan tafel en voor het plezier in het algemeen. Merci!
P.S.: Wanneer gaan we terug?