Verslag door Steven Van Camp
Zaterdagochtend 31 mei. Een verdwaalde automobilist kijkt vreemd op wanneer hij acht vreemde vogels om half zeven ’s ochtends aan de kerk in Rode ziet staan. We knikken vriendelijk goeiedag… Goed anderhalf uur later staan we aan het Parkhotel Valkenburg in, jawel, Valkenburg. Onze organisator, Steve Waeyaert, heeft een schitterende keuze gemaakt. Dit is een uitstekende uitvalsbasis voor een weekendje klimmen in de Limburgse heuvels. Na wat gezellig keuvelen is het tijd om de benen te laten spreken. Klokslag 9 uur beginnen we aan onze tocht voor vandaag. Steve schotelt ons meteen een stevige rit voor: 178 km, 25 hellingen en zomaar eventjes 2.500 hoogtemeters. Nou moe!
We beginnen er met goede moed aan en na 4 km is de eerste beklimming van de dag een feit, de Geulhemmerberg richting – je gelooft het nooit – Berg. De hellingen volgen mekaar snel op, maar we genieten van de uitzichten, het gezelschap en vooral de prachtige fietsvoorzieningen. Hier geen laveren tussen steenslag of om de haverklap “put!” roepen, maar asfalt en fietspaden waar je alleen maar van kan dromen. De kilometers worden dan ook aan een aardig tempo afgehaspeld.
Maar een gewaarschuwd man is er twee waard: het zwaarste moet nog komen. De middagstop is voorzien na 100 km, halverwege de Camerig, een helling van 4,5 km. Ik geraak nog net tot aan de tafel. Gelukkig kunnen we hier even op krachten komen. Na een “gezonde sportmaaltijd” hervatten we de beklimming. Verdomme, dat broodje met gebakken kip begint te schuiven…
De rit brengt ons verder, via de Vaalserberg en het drielandenpunt naar de pittigste hellingen van de dag. Eerst is de Botterweck aan de beurt en onmiddellijk daarna een van de vier zwaarste beklimmingen van Nederland, de Eyserbosweg. Een lengte van 1,1 km, een gemiddeld stijgingspercentage van 7,4 %, maximaal 12,6 %. Ik kruip naar boven, maar bijt me vast in mijn stuur. Blijven trappen, ademen en vooral niet opgeven. De klimgeiten van ons gezelschap lijken nog redelijk fris, maar bij mij is het vet stilaan van de soep.
Nog 45 km afzien. De volgende hellingen verteren iets gemakkelijker, maar we naderen km 154 en de beruchte Keutenberg. Je ziet deze helling niet eens aankomen, plots draai je links omhoog en moet je vol aan de bak. Een kort stuk van 21% en daarna ongeveer 400 m aan 13,5%. Ik pers het laatste restje krachten uit mijn benen om geen voet aan de grond te moeten zetten zoals een onfortuinlijke wielertoerist naast me. Die raakt nooit meer in het zadel…
De laatste rechte lijn naar Valkenburg gaat verrassend vlot. Misschien ligt dat aan het feit dat het voornamelijk bergaf is. Maar het venijn zit in de staart: de Cauberg kunnen we niet links laten liggen. Philippe Gilbert beklom deze aan gemiddeld 30 km/uur; ik ben al blij dat ik boven geraak. Aangekomen in het hotel genieten we aan tafel nog even na van de rit. Na de heerlijke pastamaaltijd laten enkelen de spieren nog wat ontspannen in de sauna en het stoombad. Slapen zal nu geen probleem zijn.
De volgende ochtend zijn we na een verkwikkende nachtrust en een stevig ontbijt klaar voor rit 2: 147 km, 18 hellingen en 1.650 hoogtemeters. Maar dan slaat het noodlot toe: Luc Engels’ voorwiel glijdt weg in de steentjes op de oprit van het hotel en hij smakt tegen de grond. Een diepe snee ter hoogte van de elleboog telt hem uit voor vandaag. Gelukkig is zijn fiets er niet te erg aan toe… (Grapje Luc!)
We vertrekken ietwat verdwaasd aan de eerste kilometers: meteen de Sibbergrubbe op. Mijn stramme spieren krijgen amper de tijd om op te warmen. De snelheid ligt aan het begin van de rit niet erg hoog: de zware tocht van gisteren zit duidelijk nog in de benen. Na een goeie 20 km voel ik me beter, zelfs goed en ik kom op de hellingen vlot boven. Na 100 km komt de ontnuchtering: ik was duidelijk overmoedig en heb mijn krachten niet genoeg gespaard. De opeenvolging van hellingen heeft me leeggezogen. Ik zit door mijn voorraad eten en drinken heen. Gelukkig stoppen we aan een tankstation, dat we vakkundig leegplunderen (wel alles netjes betaald!). De tank is terug vol en we trekken verder. Wat verderop krijgen we een aangename verrassing. Luc staat ons op te wachten langs het parcours. Opgelapt en wel, inclusief genaaide elleboog, springt onze flandrien op zijn fiets om ons de laatste kilometers te vergezellen. Respect!
Mijn energiereserve krijgt meteen een fikse klap te verwerken wanneer we de Gulperberg aansnijden. Deze korte helling (600 m) is een beest: 14 % van beneden tot boven! Ik roep nog net niet op mijn moeder. Na de Dikkebuiksweg (misschien toch beginnen diëten?) rijden we richting de helling waar we al de hele dag over spreken, de Doode Man. Er ligt een kerkhof aan de voet van de berg, is dat een voorteken? We raken allemaal boven, maar er is meer dan één dode man in onze groep. We beslissen dan ook gezamenlijk om de 18e gaan. Halleluja!
De laatste kilometers worden zelfs nog aan een strak tempo afgehaspeld, de snelheid gaat richting 40 km/uur. Het paard ruikt de stal.
Terug in het hotel blikken we terug op een geslaagde uitstap: 325 km op twee dagen, 4.150 hoogtemeters; niet slecht, al zeg ik het zelf.
Dank aan Luc E., Luc A., Wim, Koen, Marc, Christiaan en Steve voor de compagnie. Een pluim voor Steve voor de piekfijne organisatie.
Steven Van Camp (groep 1)